‹ overzicht

Pronkjewail in golden raand...

Maandag 15 juni 1942

Het moet me van het hart: Dat ik Zaterdagavond in de Harmonie genoten heb van datgene wat de vereenigingen van den Turnkring Groningen mij - en gelukkig zeer velen met mij - hebben voorgezet. Nu wil ik mij natuurlijk niet rekenen tot diegenen van wie Horatius sprak, toen hij zei, dat aan hoogstaande mannen te behagen, geen geringe lof is,


maar wel reken ik tot dezulken de autoriteiten, die den avond hebben opgeluisterd.En zij hebben zich, dat heb ik duidelijk kunnen constateeren, zichtbaar geamuseerd met het pronkjewail in golden raand, zooals de turnfantasie heette naar het mooie, nog zoo weinig gebruikte Groninger lied. Maar eigenlijk is het ook geen wonder, dat het succes van den avond groot is geworden, want tenslotte is het zooals Dickens zei, dat een goed doel slechts bereikt kan worden door goede middelen. En zoowel het een als het ander was hier het geval: turnpropaganda door goed turnen. En voor zoover ik het van mijn plaats heb kunnen waarnemen was het turnen goed. En waar het een waarheid als een koe is, dat er tenslotte niets is, of het kan door het slecht te vertellen, bedorven worden, wil ik niet nalaten mijn bescheiden hoekje te gebruiken om de demonstreerende vereeniglngen hulde te brengen. En speciaal ook den heer Ahrens. Het mag dan waar zijn, dat rijn lichaamsomvang iets is teruggeloopen, zoolang zijn snor nog zoo krijgshaftig zijn gelaat siert, is er van hem iets goeds te verwachten. Ik heb nooit geweten, dat hij ook circusdirecteur is geweest, maar toch verwonder ik mij er ook niet over: iemand van zijn genre moet ook dat beroep kunnen uitoefenen. Maar genoeg, tenslotte is een circusdirecteur zonder goed materiaal nog niets waard. Gelukkig had hij goede hoogeschool en vrijheidsdressuur-paarden, zoodat zijn nummer een groot succes is geworden. Maar alle gekheid in een trekschuit, het was mooi en het was nuttig. In sommige gevallen zelfs helder water, geserveerd in een kristallen beker, om nog eens terug te komen op een vergelijking, welke van zekere zijde eens in dezelfde zaal is gemaakt. Het was een verlokking, welke naar ik hoop, meer effect zal sorteeren dan die welke in den vorm van een duizendtal guldens slechts drie paarden vermocht te trekken voor het hoofdnummer van de draverijen. Ik heb altijd gemeend, dat het spreekwoord: een gouden sleutel opent ieders hart, waarheid bevatte, maar daarvan ben ik na de draverijen terug gekomen. Misschien dat het publiek, hetwelk de sport/demonstraties heeft bijgewoond mij nog eens weer tot andere gedachten zal brengen, maar voorloopig houd ik mij toch maar overtuigd, dat met dien gouden sleutel geen moneten bedoeld worden. Hetgeen voor de harddraverij vereeniging wellicht een vingerwijzing inhoudt. Eigenaren moet je waarschijnlijk met iets anders „paaien" dan met een slordige duizend gulden.

K.

Nieuwsblad van het Noorden, maandag 15 juni 1942