‹ overzicht

Zat Mees Toxopeus maar aan het roer...

Maandag 05 april 1948

Het moet me van het hart: Dat Mees Toxopeus zich met zn Insulinde dan op zijn best mag gevoelen als de elementen op de Wadden woeden, maar dat hij in dat genoegen toch vrijwel alleen staat. Ik kan me tenminste niet voorstellen, dat de jongelui, die daar temidden van het Friese legioen in de storm achter de bolle blaas hebben gedraafd, daarbij in hun sas zijn geweest. Neen, zoals de Insulinde de zilte baren hebben Heerenveen en Go Ahead de elementen niet kunnen „doorploegen".


Zij hadden dan ook geen „Mees" aan 't roer, geen kapitein, die met in- en doorzicht zijn orders uitdeelt. Stel u voor, dat de Oostmahorner mensenredder net zo blind tegen klippen zou zijn opgetornd als Heerenveen dat tegen de Oostelijke heeft gedaan. Zijn mooie schuit zou spoedig even lek zijn geweest als de Heerenveen-ploeg en even zeker ten onder zijn gegaan.

Maar niet ieder weet te zijn de moderne Atlas, die weliswaar niet de wereld, maar wel de zorgen van alles en ieder, die onder hem staat, torst. Helaas, Heerenveen had niet zo iemand, zo n wereldboldrager. En dies beukte het Heerenveenschip zich stuk op de Go Aheadrots. Niet alleen zijn kapitein was „out", ook zijn stuurman Abe, die trouw bewaakt werd door de „hond", luisterende naar de merkwaardige naam Haes. Het trouwe dier liet zijn „baas" geen ogenblik uit het oog en verdrietig zagen de duizenden rond de lijnen, voor zover zij geen Deventer complex hadden, toe hoe Abe gaandeweg versomberde, ja hoe heel de ploeg ineenschrompelde. Het werd alles grauw en triest, even grauw en triest als de door de wind gegeselde natuur.... om met een vriend te spreken. Maar toch, met nieuwe hoop, nieuwe illusies gaat men weer naar de volgende wedstrijden. Zola heeft wel beweerd, dat niets minder gezond is voor de mens, dan de illusie, maar duizenden zullen het er, met mij, maar weer op wagen. Nog is er droefheid, maar och, ook die gaat op de duur over in zoete herinnering. Hoe zeer de Friezen op het ogenblik, met Cyriel Verschaeve, van mening zullen zijn, dat voor de wanhoop alles verleden en niets meer toekomstig is. De nederlaag is als een beproeving, welke, aldus de beroemde Spurgeon, leert, wat men is: in dit geval voetballers, die uit hun nederlaag zullen moeten leren. En als men nu maar de gisteren geslagen wonde WIL genezen, is het zaakje reeds weer half gezond. Seneca heeft een dergelijke wijsheid ons mensen ter lering meegegeven en er zit iets in, om met Buziau te spreken.

K.

Nieuwsblad van het Noorden, maandag 5 april 1948