‹ overzicht

Een man met-bloed-in-clubkleuren...

Maandag 12 april 1948

Het moet me van het hart: Dat een sportweekend toch haar grote bekoring heeft. Vooral als de zon met een „big smile" op dit aardse neerkijkt. Dan zit je op de tribune bij Velocitas - Oosterparkers en ziet mensen zich in blijheid uitleven. Vriend Hielkema met zijn Oosterparker humor doet het op zijn wijze: luidruchtig en met een snor, welker punten vervaarlijk maar vooral trots ten hemel wijzen als Oosterparkers „de eerste neuten binnen heeft", zoals hij dat pleegde te noemen. 


Zijn „jongens" deden het wat anders. Het ZIEN ervan vond ik minder prettig, dan het HOREN van Hielkema's tenor-geluid. Het was zodanig, dat bij enkelen wel heel erg het devies gold van de kortste weg. In dit geval dan de weg DOOR en OVER de tegenstander. Dat was bepaald niet leuk! Het was soms blind geweld en al heeft het dan nu gezegevierd over de rede, op de duur zal zulks toch niet het geval zijn. Als ik denk aan de fine-fleur van onze scheidsrechters, van de verhevenheid hunner grote wedstrijden neergedaald naar dit, in wezen eenvoudige, gebeuren, dan vult mijn herte zich met bange vreze voor de toekomst der dartele ' Oosterparkelingen. Tenzij tenzij Vader Klaassen zijn vermanende vinger opheft en Tonnus — u kent hem: de man met de plus fours en het driftige pasje, stelling kiezend langs de zijlijn — iets in het oor fluistert. Een bestuurder moet nu eenmaal zijn de man met-bloed-in-clubkleuren maar ook de man, die met Aichylos weet, dat woorden de dokters zijn voor een zieke (sport) geest. Een man, zeg ik, als laat ik zeggen, Arie Witlox. De man van de Turnkring, meer nog van Athene. Een, die de microfoon in stukken brult om de Athene-massa van een ware sportgeest te doordringen Dat was krachtige taal uit zijn muizen-mondje. Krachtige taal, die sprak ook uit die lange rij van fietsers op de weg Amsterdam - Haarlem. De taal van het mooie van eigen land: de bollenvelden. Als je daar zo langs dendert in een trein, die werkelijk snel rijdt en niet het tempo van boven Zwolle, dan gaat mijn volle hart open. Dan aanschouw ik in de meest vredelievende stemming EDO—Heerenveen en waardeer het goede daar des te meer. En dan zie ik Abe zich weer tonen een voetbalkunstenaar en niet een dier voetbalgeweldenaars van Zaterdagmiddag. En blij te moede aanvaard ik de lange thuisreis met een Schipper, die in Rotterdam niet heeft geschipperd maar doorgetast en in dezelfde trein een Sinningh, die niet bevredigd is door de wijze, waarop hij Go Ahead— BVV geleid heeft; moet je die lange reizen maken en dan nog niet voldaan zijn over jezelf. Tja, scheidsrechteren is lang niet altijd leuk, vooral niet als je in een „vriendelijke' sfeer als Zaterdagmiddag komt

K.

Nieuwsblad van het Noorden, maandag 12 april 1948